Danny Hoekman: Ik zie het moment nog zo voor me…

Danny Hoekman: Ik zie het moment nog zo voor me…

9 mei 1998

 

“Ik zie dat litteken natuurlijk elke morgen bij het opstaan. Kijk maar, daar kun je niet omheen. Die hele knie heeft open gelegen. Alles was stuk: binnenmeniscus en buitenmeniscus, kruisbanden voor en achter, kniebanden binnen en buiten. Dat litteken is ook extreem groot – en toch is het eigenlijk nog best mooi geworden. Al zie je het wel. In het begin had ik daar wel moeite mee: dan liep je in de zomer in je korte broek met zo’n vuurrode linkerknie daaronder. Je had het gevoel dat iedereen ernaar keek. Ik heb me er in die tijd voor geschaamd. Maar nu heb ik zoiets van: dat hoort nu eenmaal bij me.

Ik wil mezelf niet afschilderen als een zielepoot, maar het is waar: na elf jaar heb ik er nog dagelijks mee te maken. Ik heb m’n beperkingen. Ik kan bijvoorbeeld niet door mijn knieën. M’n hakken tegen m’n billen lukt ook niet. Als ik iets van de grond wil oprapen, moet ik dat vanuit de heup doen. Ik was laatst thuis aan het behangen, maar daar beneden kan ik niet bij. Wat er onder een tafeltje ligt, kan ik niet op een normale manier pakken. Je stelt je erop in, maar het is niet leuk. In het begin heb ik er behoorlijk problemen mee gehad. Ik ga daar niet verder op in, om het verhaal niet dramatischer te maken dan het al is. Maar het is niet prettig, in elk geval.

Ik ben nu 33 jaar, zie er nog vrij sportief uit, maar bij sommige dingen voel ik me een ouwe man. Als ik een beetje lichamelijke beweging heb gehad, moet ik een paar uur later op handen en voeten de trap op. Dat is toch beangstigend. Het verschil tussen mijn linker- en m’n rechterknie is tweehonderd procent. Het is alsof-ie verrot is. Soms zeggen mensen dat ze het aan m’n manier van lopen kunnen zien.

Het is eigenlijk een wonder dat ik daarna nog zo lang gevoetbald heb, dat ik uberhaupt ben teruggekomen in de voetballerij. Volgens de chirurg die me geopereerd heeft, leek het alsof ik een zwaar auto-ongeluk had gehad. Zo zie je eruit als je door een drietonner geschept bent, zei-ie. Niemand wist hoe lang de genezing zou duren en of het wel zou genezen. Dat wordt hooguit derde klas amateurniveau, dacht men. Terwijl ik me daar zelf nooit bij neergelegd heb: net als bij een kapotte auto, je zet er een nieuwe motor in en hij rijdt weer.

Voordat het gebeurde, liep alles op rolletjes. Geselecteerd voor het olympisch elftal, in Jong Oranje gespeeld met mensen als Gerald Vanenburg en Marco van Basten. Er werd in de krant al geschreven dat ik tegen het Nederlands elftal aanhing. Vanuit het buitenland was belangstelling getoond, ik kon naar Westham United, bijvoorbeeld. Naderhand dacht ik dat die lijn zich weer gewoon zou voortzetten; ik geloofde echt dat Benfica nog steeds interesse in me had.

Dat is een rare ervaring, hoor. Van tevoren had ik bij wijze van spreken dagelijks een voetbalmakelaar aan de lijn, bonafide en malafide. Maar daarna was dat een stuk minder, moest ik zelf een balletje opgooien dat ik wel naar een andere club wilde. Ik ben er altijd een beetje trots op geweest dat ik daarna toch nog een contract heb gekregen van Manchester City. Maar door dat gedoe met die knie heb ik nooit het rendement uit mijn carrière kunnen halen. Waar bij een ander het contract gewoon verlengd werd, moest ik steeds extra gekeurd worden. Ik probeerde die knie met de mantel der liefde te bedekken, maar dat lukte toch nooit. Ik weet nog dat die dokter in Manchester er naar keek en zei: ‘Dat moet wel een erg grote keeper geweest zijn, waar je tegenop gelopen bent!’

Vorig jaar heb ik afscheid genomen van het betaalde voetbal. De laatste twee jaar had ik bij NEC door blessures al bijna niet meer gespeeld. Het ging gewoon niet meer. Ik hield ook van tennissen, maar dat moet ik nu op zo’n recreatief niveau doen, dat wil ik niet, daar ben ik te fanatiek voor. En golf, wat ten onrechte de naam heeft van een ouwemannensport, wordt ook steeds moeilijker. Een parcours met 18 holes is voor mij te veel; 9 holes lukt nog, maar dan moet ik wel het karretje pakken om van de ene na de andere afslag te rijden.

Ik zie het moment nog zo voor me. Het was een wedstrijd op woensdagavond, Roda tegen Utrecht, 15 april 1987. Niet omdat ik die actie van Jan Willem van Ede naderhand nog vaak op video heb bekeken, maar ik heb van die hele avond nog steeds een heel helder beeld. Ik verwachtte die trap helemaal niet: ik had de bal, schoot hem naar het doel, keek ‘m nog na en ineens werden mijn benen 360 graden de andere kant op geschopt. Ik dacht meteen: wat doet-ie nou? En nog steeds begrijp ik niet dat iemand zo kan uithalen. Je bent toch collega’s van elkaar? Ik heb natuurlijk meer overtredingen tegen gehad. Dat kan gebeuren bij voetbal, het is een contactsport. Vaak is de situatie fifty-fifty: wie is er het eerst bij de bal, speler A of speler B? Dat kan dan een botsing geven. Maar dit was geen botsing, dit was ook geen sliding: ik had de bal al lang gespeeld. Bovendien was Van Edes been een halve meter boven de grond.

Het was zeven minuten over negen. Ik zie me nog op die brancard liggen, ik weet hoe de weg naar het ziekenhuis was, ik hoor wat spelers tegen me zeiden. Ik heb de actie van meet af aan onacceptabel gevonden. Dat is ook wat me het meest dwars zit: dat mensen durfden te praten over een ‘normale’ actie. Van Ede is wel bij me geweest in het ziekenhuis, maar houdt tot op de dag van vandaag vol dat het een reglementaire sliding was: bij de laatste zitting in april zei hij dat nog. Dat doet me pijn en begrijp ik ook niet. Waarom kun je – hij heeft die beelden ook vaak genoeg teruggezien – achteraf niet zeggen: ‘sorry, ik zat fout’ of ‘hoe heb ik zo stom kunnen zijn’? Ik weet de reden niet waarom hij dat bij hoog en bij laag blijft volhouden. Aansprakelijkheid? Als voetballer ben je daar toch allemaal voor verzekerd?

Scheidsrechter Bep Thomas vond het in de wedstrijd niet nodig om ervoor te fluiten, maar na het zien van de beelden heeft hij toegegeven dat de overtreding absoluut niet kon en dat hij er een rode kaart voor had moeten geven. Ook al was dat achteraf, ik had er wel voldoening van. Dat is tenminste eerlijk en duidelijk. Daarom ben ik ook zo blij dat drie gerenommeerde mensen uit de voetballerij op verzoek van de rechtbank naar de tv-beelden hebben gekeken en onlangs geoordeeld hebben dat het een zeer ernstige overtreding van de spelregels was. Jan Mulder en Keje Molenaar, allebei voetballers die op topniveau gespeeld hebben, en Leo van der Kroft, een scheidsrechter die ook internationaal hoog aanzien genoot, hebben duidelijk gezegd dat het abnormaal gevaarlijk spel was van Van Ede. Het gaf me echt een brok in m’n keel, toen ik dat hoorde. Als zulke mensen bevestigen wat je zelf al elf jaar hebt gedacht, dan word je daar even stuk van.

Het gaat er mij niet om de persoon Van Ede te straffen. Iedereen wil altijd weten of ik wrok of rancune tegen hem heb, maar dat is niet zo. Ik heb ook nooit de intentie gehad: als ik ‘m op het veld weer tegenkom, zal ik hem terugpakken. Voor mijn gevoel was het ook geen onsportieve voetballer, het was een uitstekende doelman. Achteraf ga je er wel op letten, maar ik heb hem nooit kunnen betrappen op extreme overtredingen.

Het gaat me ook niet om een hoge schadevergoeding. In de krant heeft gestaan dat ik een miljoen gulden aan verzekeringsgeld had kunnen krijgen, als ik me had laten afkeuren. Ik praat daar liever niet over, maar ik ben geen seconde op geld uitgeweest. Wel op gerechtigheid. Ik kan het niet verkroppen dat ik m’n revalidatie zelf heb moeten betalen. Anderhalf jaar heb ik erover gedaan om terug te komen. Ik heb me op advies van de chirurg in een Franse kliniek laten behandelen: dat heeft me minstens dertig mille gekost. Die moest ik zelf betalen, ik zat inmiddels niet meer bij Roda.

Dat vond ik onbillijk en daarom ben ik op een gegeven moment ook een rechtszaak begonnen. Mijn hele opzet was die revalidatiekosten te verhalen op de verzekering van Van Ede. Het is belachelijk dat het uit je eigen zak moet komen, als je zoiets is aangedaan. Ik heb er dus helemaal geen moeite mee gehad om hem op de zitting een hand te geven – voor mij was het een verzekeringskwestie – maar dat wilde hij niet.

Ik heb nooit naar buiten willen brengen dat ik een rechtszaak had aangespannen. Als mensen er achter kwamen, vroeg ik ze om het alsjeblieft nog even stil te houden. Ik was bang dat publiciteit me zou schaden, omdat ik nog graag wilde blijven voetballen. Ik moest me toch al extra bewijzen. Wanneer ik door die knie nog meer in het nieuws zou komen, kon me dat financieel een hoop schelen. Op een gegeven moment kon ik het niet meer verbergen. Nu de rechter mij voorlopig gelijk heeft gegeven en er binnenkort een definitief vonnis komt, wil ik er wel over praten. Ook om te voorkomen dat mensen me voor een matennaaier houden.

Ik wil alleen aangeven dat deze overtreding van Van Ede gewoon niet kan. Het was een aanslag, vergelijkbaar met die schop die Ewald Lienen in Duitsland kreeg: z’n hele bovenbeen lag open. Ik zag het als jochie op tv gebeuren, ik weet nog dat ik kookte van woede, ik raakte er niet over uitgepraat – en nog, als het weer eens wordt opgerakeld. Hetzelfde gevoel had ik bij die actie van Tony Schumacher in de wedstrijd Duitsland-Frankrijk. Schandalig zoals die keeper op Battiston inkwam en hem de grond inboorde. Bij die beenbreuk van Danny Hesp van Roda JC tegen FC Den Bosch had ik het ook. En bij die doodschop die Marcel Peeper kreeg in de wedstrijd van Nederland tegen Rusland.

Het feit dat je je dit soort voorvallen herinnert, geeft aan dat ze gelukkig niet zo vaak voorkomen. Het meest recente voorbeeld is uit de wedstrijd tussen Feyenoord en Manchester United, toen Paul Bosvelt die Irwin van Manchester de grond in stampte. Hoe kun je nou toch iemand zo moedwillig op kniehoogte raken en doen alsof er niks aan de hand is? Waar ben je dan mee bezig? Gelukkig heeft Bosvelt achteraf dat besef gekregen. Ik hoop dat hij ervan geleerd heeft en zijn grenzen kent. Maar het ligt er ook aan in hoeverre een speler onder druk gezet wordt door de technische staf. Ik ben nooit gevoelig geweest voor een trainer die me probeerde op te fokken om een tegenstander harder aan te pakken.

Ik werk nu in Nijmegen voor een makelaardij, een van de subsponsors van NEC. Daar kan ik een hoop van mijn interesses kwijt, al heb ik ook daar dagelijks met die kapotte knie te maken. Ik moet nogal eens met een klant een pand bekijken, trappenlopen en zo. Dan word je er weer aan herinnerd. Ik heb mijn diploma oefenmeester 2 en zou ooit wel aan de slag willen bij een betaalde club. Ik weet alleen niet of dat met die knie kan.”

Bron: Trouw

1 september 2009

 

Danny Hoekman haalt na ruim 20 jaar zijn gelijk

Danny Hoekman vocht 20 jaar om zijn recht te halen. Zijn veelbelovende voetballoopbaan werd door een doodschop geknakt. Hij kreeg zijn gelijk.

Het is 15 april 1987. Roda JC maakt gehakt van FC Utrecht. Een van de grote sterren van Roda is Danny Hoekman. Net twee weken eerder heeft hij de voorlopige selectie van Oranje gehaald.

Hij is de gedoodverfde opvolger van die andere linksbuiten, Robbie de Wit. Het zal anders lopen. Voor Hoekman geen EK 1988, ook geen topclub meer. Jan Willem van Ede breekt met een buitenproportionele charge de opkomst van een jonge voetbalster. Kruisbanden kapot, meniscus kapot, alles kapot. Anderhalf jaar revalideert Hoekman. Hij zet zijn loopbaan voort -onder meer bij VVV-, maar niet meer op het hoogste niveau. Hij is lang niet zo goed meer als voor zijn blessure. Hij vertelt wel eens dat hij door de blessure op hooguit 70 procent van zijn oude niveau presteert. Hoekman gaat procederen. „Die overtreding was niet normaal, die hoort niet op het veld thuis”, is zijn overtuiging en dus begint hij een rechtsgang die een martelgang lijkt. Na ruim twintig jaar haalt Hoekman zijn gelijk. De rechtbank stelt hem in het gelijk. Er is hem onrecht aangedaan. Dus volgt een schadevergoeding. Hoekman is er blij mee – hij en zijn gezin zijn nu financieel onafhankelijk – desondanks zoekt hij de publiciteit met een boek Buitenspel, de prijs van een doodschop. Hoekman wil een punt maken. „Dit soort overtredingen moet uitgebannen worden. Ik voel nog steeds de vreselijke pijn.”De zaak Hoekman kan eenzelfde uitwerking krijgen als de zaak-Bosman. Die Belg vocht met succes het transfersysteem aan. Nu ligt er keiharde keiharde jurisprudentie over buitensporig zware overtredingen. Niet alles wat op het voetbalveld gebeurt kan meer worden afgedaan als ‘bedrijfsongevalletje’. Probleem is dat voetballers tegenwoordig astronomische salarissen verdienen. Zeven miljoen per jaar is geen uitzondering. Indien een dergelijke speler zijn loopbaan naar de knoppen ziet gaan, dan zijn de rapen gaar. Inkomstenderving van 50 tot 100 miljoen; geen club in Europa is financieel bestand tegen dergelijke claims. En je er tegen verzekeren is vrijwel onmogelijk, zeker voor Nederlandse clubs. De premies zouden de begroting te boven gaan. Dat is een groot risico, zo erkent ook Jan Gerrits, letstelschadejurist en commissaris bij NEC, een voormalige club van Hoekman. „Sommige zaken zijn nu eenmaal niet te verzekeren. Ook iedere automobilist is verzekerd voor schades van hooguit een paar miljoen. Wat nu als je Robin van Persie aanrijdt?”

Danny Hoekman verdient geen cent aan Buitenspel. De gehele opbrengstvan het door Jan Brouwer de Koning geschreven boek gaat naar de Johan Cruyff-foundation.

Deel dit artikel

Meer nieuws

nederland
PSV verdediger Dest komende 9 maanden uitgeschakeld
engeland
Timber maakt rentree bij beloften Arsenal en scoort wonderschoon
afbeelding onderzoek Nicky van Melick Cyclops
Blog #9: Keuze van pees voor nieuwe kruisband van invloed op de kans op een cyclops