Stefan Pettersson: Elke dag heimwee naar Ajax

Stefan Pettersson: Elke dag heimwee naar Ajax

29 april 1999

 

Vijf jaar is Stefan Pettersson (36) alweer in Zweden, als voetballer van IFK Göteborg, en nog steeds verscheurt Ajax zijn hart….

YOUP VAN ‘t HEK in de Volkskrant de dato 30 april 1994: ‘Ik stel me zo voor dat verslaggevers Stefan Pettersson over tien jaar opzoeken in Zweden en dan blijkt het een aardige orgelleraar te zijn.’

Verkeerd gegokt. De Zweed, vijf jaar geleden door velen beweend rond zijn overgang van Ajax naar IFK Göteborg, kan geen noot lezen. En is ook niet van plan de komende vijf jaar een mi van een sol te leren onderscheiden.

Maar aardig, dat is Pettersson wel, heel aardig zelfs, bijna te aardig voor deze (voetbal)wereld.

Een interview? Geen probleem, graag zelfs. ‘Zeg maar waar en wanneer. Nee, je hoeft niet naar mij te komen. Ik ken de weg in Göteborg. Ik kom wel naar jou toe. Hoeveel tijd denk je nodig te hebben? Een uur, anderhalf uur? Zeg het maar.’

Stefan Pettersson heeft tijd, veel tijd. Hij loopt al een maand in de ziektewet en met zijn ziel onder de arm, en daar zullen als gevolg van een operatie aan zijn gescheurde kruisbanden zeker nog vijf maanden bijkomen. Tien jaar geleden trof hem dezelfde malheur, na een charge van een MVV-speler wiens naam hij vanwege een totaal gebrek aan rancune niet wil noemen. Nu heeft zijn andere knie het begeven, vermoedelijk als gevolg van slijtage. ‘Ik ben met mijn 36 jaar nu eenmaal de jongste niet meer.’

Maar berusten in het bijna onvermijdelijke? Ho maar. Met pensioen gaan? Geen denken aan. Hij revalideert ‘dat de stukken eraf vliegen’ in de revalidatiekliniek van IFK. Want voetballen, en dan vooral scoren, is nog steeds zijn lust en zijn leven, zelfs het voetbal van IFK, al is dat met de beste wil van de wereld niet te vergelijken met het voetbal van Ajax. Daar kan geen Zweedse club, zegt hij uit de grond van zijn hart, aan tippen. Geen club zo goed en zo groot als Ajax, het Ajax van Van Gaal wel te verstaan.

Soms ziet Stefan Pettersson het somber in met die knie en vreest hij dat zijn dokter hem op een kwaaie dag het voetbal zal ontraden. Maar ook dan zal hij het revalideren niet staken. ‘Een kapotte knie kan ik niet hebben. Nu niet en nooit niet. Lopen op krukken is een schrikbeeld voor me. Ik wil later op de tennisbaan een balletje kunnen slaan en met mijn kinderen kunnen spelen. Daarom pijnig ik me en zal ik me blijven pijnigen. Daar doe ik het voor.’

Verhip, een paar zinnen waarin het woord Ajax niet valt. Pettersson schrikt er zelf van. Het is bijna verraad aan een club die hij zo intens heeft bemind dat hij er maar niet van scheiden kan. ‘Ik mis die club nog steeds.’ Daarom gaat er geen dag voorbij, zo geeft hij zonder een spoor van aarzeling toe, of hij denkt aan Ajax. Aan de kampioenschappen, de supporters die hem op handen droegen, de een-tweetjes met Ronald de Boer, aan Danny Blind, zijn gabber tot in de eeuwigheid.

Hoe vaak moet hij wel niet denken aan het emotionele afscheid in De Meer met minutenlange ovaties, spreekkoren en een door Michael van Praag toegekende onderscheiding: ‘Je bent bij deze Mister Ajax en dat zul je altijd blijven.’

Maar wat wil je ook, IFK Göteborg is Ajax niet. Hij merkte dat vijf jaar geleden al tijdens de eerste de beste training. Saaie oefenstof, veel conditiewerk, altijd weer die vervelende duurlopen, weinig rondo’tjes. ‘Ik kwam in een compleet andere voetbalcultuur terecht. Hoe anders laat zich niet in een paar woorden vatten. Vraag me alsjeblieft niet de verschillen aan te geven tussen het voetbal in Zweden en het voetbal van Ajax in mijn tijd. Dan zitten we hier over een paar dagen nog.’

En dan die trainers onder wie hij in Göteborg diende en dient. In de verste verte niet te vergelijken met Louis van Gaal. ‘Ik heb niet zo gek lang onder hem mogen werken, maar hij heeft mij toch het meeste geleerd. Kurt Linder was zonder twijfel een vakman, maar bij ons niet op zijn plaats. Beenhakker was een aardige man, maar als trainer kon hij niet in de schaduw van Van Gaal staan.’

Geen Van Gaal in Zweden, geen Ajax in Zweden, geen stadion dat lijkt op De Meer. En dan zijn er nog een paar dingen meer te verzinnen die Pettersson zo nu en dan naar Amsterdam doen terugverlangen. (Er zijn nu eenmaal van die dagen dat de onverstoorbaar zingende bossen rond zijn woonplaats Mölnycke, tot ver buiten Zweden bekend vanwege de fabricage van luiers en inlegkruisjes, hem neerslachtig stemmen). Zoals de grappen van Youp van ‘t Hek, de school waar zijn oudste dochtertje rekenen en taal leerde, het landschap met zijn eindige bossen, de korte winters.

‘De zes jaren in Nederland waren mooie jaren, de mooiste jaren van mijn carrière. En het waren gelukkig ook leerzame jaren. In Nederland ben ik volwassen geworden en heb er mijn blik verruimd. Vroeger dacht ik altijd dat Zweden een voorbeeldig land was, het mooiste land ter wereld. Geen betere plek om te wonen. In mijn Nederlandse tijd ben ik daar toch wel wat anders over gaan denken.’

Maar waarom in hemelsnaam dan afscheid genomen van de club die hij zo teder beminde en waarom het land verlaten dat kon wedijveren met zijn geboorteland? Was het onder druk van zijn vrouw, zoals indertijd wel beweerd werd? ‘Onzin’, zegt hij, ‘pure onzin. Ik wilde zelf terug naar Zweden. Ik had er zes jaren bij Ajax opzitten, buitengewoon mooie jaren, maar ik was al eenendertig en dacht dat ik als voetballer niet zo heel veel jaren meer te gaan had. IFK was toen nog een Europese topclub. Ik kon er een mooi contract tekenen. Daarom, en om geen een andere reden, ben ik destijds teruggegaan.’

AMPER WAS hij terug in zijn geboorteland of de heimwee sloeg toe. Helemaal toen nog geen jaar later zijn huwelijk op de klippen liep en zijn dierbaren, vrouw en twee dochtertjes, hem verlieten. Die tragedie is inmiddels verwerkt. Hij kan er zelfs een grap over maken. ‘Eindelijk was er eens een persoon die Stefan Pettersson niet zo aardig vond.’ Inmiddels is hij hertrouwd en vader van een zoon die hij de liefde voor Ajax nog wel eens, als de tijd rijp is, zal inpeperen.

Een godenzoon in de dop misschien, je weet het maar nooit, met wie hij zijn op Ajax gerichte hobby’s zal kunnen delen. Een paar keer in de week de webside van Ajax bestuderen. Op de maandagavonden genieten van de doelpunten van Litmanen die Eurosport trouw doorstraalt naar Mölnycke. Eens in de maand mobiel bijpraten met Danny Blind.

Dat zullen intussen geen vrolijke gesprekken meer zijn. Blind heeft al weken niets dan narigheid over Ajax te melden en Pettersson niets dan narigheid over IFK. De club is de op een na slechtste in de Zweedse competitie die overigens nog maar drie wedstrijden oud is, en verbetering is, zo vreest Pettersson, voorlopig niet in zicht. ‘De club heeft bijna geen aanhang meer. Nog niet zo lang geleden was het volle bak bij onze thuiswedstrijden. Nu lopen de supporters massaal weg. We zijn tegenwoordig al blij als er zesduizend mensen op de tribunes zitten.’

De terugkeer van Pettersson zou een slok op een borrel schelen. Maar dat zit er voorlopig niet in. Of misschien wel helemaal nooit meer. En dan? Blind treedt na zijn afscheid toe tot het management van Ajax. Is zo’n baantje, maar dan bij IFK, niet iets voor hem? Ooit misschien, maar nu nog niet. ‘Het leven na het voetbal, daar heb ik nog geen moment over nagedacht. Laat mij nou maar eerst weer gezond worden. Daarna zien we wel verder.’

Het verval van IFK, de lage klassering, het sombere perspectief, het lijkt Mister Ajax allemaal weinig te beroeren. Echt ontdaan is hij pas als hij verneemt van de jongste zeperd van zijn favoriete club, van de 3-1 nederlaag tegen Willem II. Dat was, zegt hij, in zijn tijd, onmogelijk geweest.

Toen waren er nog spelers die trouw waren aan hun werkgever. Die niet wegholden als ze een keer op de reservebank belandden of woorden kregen met hun trainer. ‘Ik had een contract bij Ajax en voelde me verplicht om dat contract uit te dienen. Nu huren ze een agent in en zeggen: ik wil weg. En even later zijn ze inderdaad weg. Zitten ze in Duitsland, Engeland, Spanje of Italië te pielen.’

Pettersson heeft in zijn Ajax-jaren nooit een agent gehad. En clubs als Real Madrid of Juventus hebben nooit geprobeerd hem van zijn grote liefde te scheiden. Vermoedelijk omdat ze wisten dat de Zweed met het roodwitte hart hen een blauwtje zou laten lopen.

Bij zijn afscheid zeiden sommige welgestelde en invloedrijke seizoenkaarthouders voor Pettersson een standbeeldje te zullen oprichten. Dat moet er nu maar eens van komen.

Deel dit artikel

Meer nieuws

productie tigo fck docu kruisband blessure
Het mentale aspect van de voorste kruisbandblessure bij amateursporters
Keeper Alblas scheurt voor derde keer zijn voorste kruisband
Keeper Alblas scheurt voor derde keer zijn voorste kruisband
Return to running too quickly after ACL surgery
Blog #8: Starten met hardlopen na een voorste-kruisbandoperatie